Kerstliederen van de Middeleeuwen tot de barok
Sei willekommen / Capilla Flamenca · Vier op 'n Rij
Songs for Christmas from the Middle Ages to the Baroque





medieval.org
Eufoda 1256

1997





ANONIEM
1. Kyrie, god is ghecomen  (13:35)
a) Kyrie  [0:59]
b) Kyrie, god is ghecomen  [3:11]
c) Sijt willekome, Here Christ  [3:07]
d) Estampie ‘Chominciamento di gioia’  [6:18]


2. Kersnacht, schoonder dan de dagen  (3:03)
ANONIEM
a) O Kersnacht, schoonder dan de dagen (Livre septíème, 1644)  [1:59]
PAULUS MATTHIJSZ (ca. 1614—1684)
b) Kersnacht (Der goodenfluyt hemel, 1640)  [1:03]

MICHAEL PRAETORIUS (1571—1621)
3. O herders, laet u bocxkens en schaepen  [3:07]

JACOB VAN EYCK (1589/1590—1657)
4. Een kindeken is ons gebooren     [3:19]

CORNELIS DE LEEUW (1613—1665)
5. Een kindeken is ons gebooren  [1:55]

GUILIELMUS MESSAUS (1589—1640)
6. O salich heylich Bethlehem (Cantiones Natalitiae, 1629/1648)  [5:09]
JACOB VAN EYCK (Der fluyten lusthof, 1648-1654)

ANONIEM
7. Met desen nieuwen Jaere  [1:01]
(Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, ms. II.270)

GUILIELMUS MESSAUS
8. Met desen nieuwen Jaere (Cantiones Natalitiae, 1629/1648)  [2:00]

DIRCK JANSZOON SWEELINCK
9. Ons is gheboren een kindekijn  [2:56]

DIETRICH BUXTEHUDE (1637—1707)
10. Koraal ‘In dulci iubilo’  [1:38]
11. In dulci iubilo  [5:00]

SAMUEL SCHEIDT
12. Hymnus de Adventu Domini, (Tabulatura Nova, 1624)  (8:00)
a) Versus 1  [3:00]
Koraal
b) (sopraan)  [1:09]
c) (contratenor)  [1:05]
d) (tenor)  [1:05]
e) (bas)  [1:40]

HANS LEO HASSLER (1564—1612)
13. Dixit Maria ad angelum  [2:57]
14. Fuga ‘Nun freut euch, lieben Christen g'mein’  [2:59]

JACOBUS GALLUS (1550—1591)
15. Regem natum angelus  [1:55]

GIROLAMO FRESCOBALDI (1583—1643)
16. Ricercare  [3:39]






Vier op 'n Rij
(Flanders Recorder Quartet)
Bart Spanhove
Paul van Loey
Joris van Goethem
Fumiharu Yoshimine

Capilla Flamenca
Marnix de Cat, contratenor
Jan Caals, tenor
Lieven Termont, bariton
Dirk Snellings, bas

Cristel de Meulder, sopraan

Continuo
Ewald Demeyere, klavecimbel
Philippe Malfeyt, theorbe
Hannelore Devaere, arpa doppia



Digitale opname en montage:
Sound Recording Centre Steurbaut, Gent
SBM SuperBit Mapping
Artistieke leiding/producer: Filip Rathé

Grafische vormgeving: Daniël Peetermans
Coverillustratie: Getijdenboek, Frankrijk, einde 15de eeuw
The British Library, London · Harley MS 2938, fol. 35v°-36r°
Illustratieverantwoording: Pag. 2: Paul de Malsche

© 1997 Davidsfonds/Eufoda





Kerstliederen van de Middeleeuwen tot de barok
GILBERT HUYBENS

Eeuwenlang heeft de kersttijd zowel bekende componisten als vele anonieme volksdichters en muzikanten geïnspireerd. De eersten benaderden het kerstverhaal vanuit een sterk persoonlijke visie, die ze in schitterende klanken omzetten; hun kerstmuziek ontstond vooral voor liturgisch gebruik, waarbij veelal de voorkeur werd gegeven aan Latijnse teksten uit de bijbel of de liturgie. De volkse dichters en muzikanten hielden daarentegen overwegend vast aan de eigen taal. De evangelieverhalen van Matteüs en Lucas waren ook voor hen een belangrijke inspiratiebron, maar ze voegden er allerlei indrukken en bedenkingen aan toe over het verlossingswerk van het pasgeboren kind of over het kerstgebeuren in het algemeen.

Aangezien veel teksten uit de Middeleeuwen mondeling werden overgeleverd, ondergingen ze uiteraard wijzigingen, weglatingen, toevoegingen of werden ze samengevoegd met andere teksten of tekstfragmenten. Charmante voorbeelden hiervan zijn: ‘Kyrie, god is ghecomen’, ‘Met desen nieuwen Jaere’ en het merkwaardige lied (half in het Latijn, half in het Duits) ‘In dulci iubilo’. Een interessante illustratie van hoe een bestaande tekst hergebruikt werd, biedt ‘Een kindeken is ons gebooren’ . Het lied is meer dan vijf eeuwen oud en beschrijft het bezoek van de koningen aan het Jezuskind (Matteüs 2: 1-12). In de versie van de Nederlandse componist Cornelis de Leeuw uit Edam verschilt de tekst grondig van het origineel. Hij bewerkte slechts een enkele strofe voor drie stemmen, maar liet het refrein nagenoeg intact. Ter vergelijking drukken we hieronder de beide versies af:

Handschrift Utrecht Manuscript (15de eeuw)

Refrein:

Een kindekijn is ons gheboren
in bethleem,
dat heeft herodes toren,
dat scheen an hem.

Strofe:

Die coninghen wt orienten
quamen te iherusalem
Si vraechden wair is gheboren
die coninc der ioden; 
wij saghen in orienten
een sterre schijn;
wij comen om te aenbeden
dat suete kindekyn.
Cornelis de Leeuw (1644)

Refrein:

Een kindeken is ons gebooren
in Bethle'em,
des hadd' Herodes toren,
dat bleek aen hem.

Strofe:

Die Wyzen sonder schroomen
quamen te Ierusalem,
doe Jesus was gekomen
nader Propheten stem:
geen moeyten zy ontzaghen,
noch kosten groot,
haer gaven zach men dragen
in haren schoot.


De drie overige kerstliederen op Nederlandse teksten (‘O Kersnacht, schoonder dan de dagen’, ‘O herders, laet u bocxkens en schaepen’ en ‘O salich heylich Bethlehem’) stammen uit de eerste helft van de 17 de eeuw en weerspiegelen de nieuwe religieuze tijdgeest van de Contrareformatie. Onderwerpen die voorheen weinig of niet aan bod kwamen, krijgen nu een meer dan gewone belangstelling. Zo leverde bijvoorbeeld de tegenstelling tussen de goddelijke natuur van Jezus en zijn geboorte in een schamele stal ‘in ‘t middel vande beesten’ stof te over voor allerlei commentaren en moralisaties. ‘O salich heylich Bethlehem’ , dat dateert van het prille begin van de 17de eeuw, was een succesnummer, wat valt af te leiden uit het feit dat het lied in de 17de eeuw een twintigtal keren in Zuid-Nederlandse gedrukte bronnen opduikt.

Ook het herdersvolk, waarover de evangelist Lucas (2: 8-20) als enige schrijft, werd nu zeer actief bij het kerstgebeuren betrokken. De tekst van het frisse herderslied ‘O herders, laet u bocxkens en schaepen’ werd al in 1644 uitgegeven door de Antwerpse dominicaan Joannes de Lixbona (gest. 1670). Tegenover de eenvoud van deze twee liederen overweldigt de barokke taal van ‘O Kersnacht, schoonder dan de dagen’ van Joost van den Vondel (gest. 1679). Zijn verhaal gaat over de kindermoord (Matteüs 2: 18-20) en staat bekend als de rei of koorzang ‘der Klarissen’, die het derde bedrijf van Gysbrecht van Aemstel (1637) besluit, maar los van het treurspel een eigen en succesvol bestaan is gaan leiden. Met uitzondering van dit ene lied is het opvallend hoe de ‘volkse’ dichters in het verleden een beperkt maar toch kleurrijk woordregister hebben gehanteerd: Gods zoon, ‘medicijn van onze pijn’, onze ‘broeder en behoeder’, onze ‘zielenzaligheid’, die de gedaante van een ‘zoetlief kind’ ‘geheel bloot en naakt’ aanneemt, komt als ‘koning’, ‘wereldheer’  en ‘heer der heren’ de mensen in dit ‘tranendal’ ‘hier int aertrijcke bedroevet seere’ uit hun ‘zondenslaap’ wekken en ‘verlossen’.

Ook de muziek onderging de invloed van culturele omstandigheden en modetrends. Aanvankelijk werden heel wat muzikale ideeën ontleend aan het gregoriaanse repertoire, getuige het ‘Kyrie, god is ghecomen’ en ‘Sijt willekome, Here Christ’. Het eerste lied gaat volledig terug op de 13de-eeuwse melodie van het ‘Kyrie magnae Deus potentiae’. Om de lange notensliert (melisme) van dit ‘Kyrie’ beter te onthouden, werd op elke noot een lettergreep van een nieuwe tekst geplaatst. Het procédé wordt ‘trope’ genoemd. Dat het gregoriaans niet altijd eenstemmig (monodisch) werd uitgevoerd, bewijst de tweestemmige toonzetting van dit ‘Kyrie’ in een oud Leuvens graduale. De melodie en de oud-Hoog-Duitse tekst van ‘Sei willekommen, Herre Christ’, op de opname gezongen in een 15de-eeuwse Dietse vertaling, dateren allebei van de 11de eeuw; de driestemmige toonzetting komt uit een 14de-eeuws Duits handschrift. De hoofdmelodie ligt, in tegenstelling tot het eerste lied, niet in de boven- maar in de onderstem (tenor) en herinnert aan een oude gregoriaanse versie van de sacramentshymne ‘Tantum ergo’. Tekst en melodie evolueerden geleidelijk tot het algemeen bekende ‘Nu sijt willekome’. Andere liederen, zoals ‘Met desen nieuwen Jaere’ en ‘O salich heylich Bethlehem’, hebben wel een eigen melodie, maar roepen toch reminiscenties op aan het gregoriaans. De aanhef van ‘Met desen nieuwen Jaere’ is identiek aan het 12de-eeuwse ‘Kyrie cum iubilo’; die van ‘O salich heylich Bethlehem’ lijkt sterk op de processie-antifoon ‘Pueri Hebraeorum’ van Palmzondag. Nochtans herneemt deze melodie het Franse chanson d'amour ‘Ayant aimé fidellement’, dat de Franse componist en luitspeler Gabriel Bataille (gest. 1630) in 1608 had uitgegeven.

De invloed van het Franse chanson werd vanaf de eeuwwisseling erg belangrijk en bepaalde zelfs de verdere ontwikkeling van ‘volkse’  melodieën in onze gewesten. Zo verwijst de melodie van ‘O herders, laet u bocxkens en schaepen’ naar de Franse ‘Courante Smits’, een dans die gekarakteriseerd wordt door een optijd, een ternaire maat en een pittig ritme. Michaël Praetorius kende deze courante en maakte er een schitterende bewerking van. In een vroeg 18de-eeuws Hollands liedboek staat de melodie, met een andere tekst weliswaar, bekend als ‘Vulkanus Dans’. Als vermoedelijke componist van de melodie van ‘O Kersnacht, schoonder dan de dagen’ wordt de Haarlemmer Cornelis Padbrué (gest. 1670) aangewezen. Dit kerstlied was razend populair en van de bewuste melodie bestaan twee versies: de oudste dateert op zijn minst van 1637, het jaar waarin Vondel zijn Gysbrecht van Aemstel voltooide, en werd al enkele jaren later uitgegeven; de tweede is een vereenvoudigde versie van de oorspronkelijke melodie en kwam pas in de 18de eeuw in omloop.

Vanwege de harmonieuze verhouding tussen tekst en melodie werden een aantal van deze kerstliederen ‘evergreens’. Ze vormden een dankbare inspiratiebron voor vele componisten, onder wie de Duitse organist Dietrich Buxtehude, de Nederlanders Dirck Janszoon Sweelinck, Jacob van Eyck, Cornelis de Leeuw, de Antwerpse kapelmeester Guilielmus Messaus en de anonieme samensteller van een 15de-eeuws liedhandschrift. Met respect voor de authentieke melodieën schreven ze pretentieloze maar toch stemmingsvolle harmonisaties en virtuoze variaties. Uitheemse componisten als Jacobus Gallus, Hans Leo Hassler en Samuel Scheidt leverden gelijkaardig werk. Hun composities bekoren nog steeds door hun muzikale inventie, beweeglijkheid van het stemmenmateriaal en vakmanschap.

De instrumentale stukken ‘Chominciamento di gioia’ en ‘Ricercare’ hebben geen inhoudelijke band met Kerstmis, maar sluiten muzikaal toch goed bij de kerstsfeer aan. Het eerste stuk is een onbekende 15de-eeuwse Italiaanse ‘instanpitte’ (‘estampie’). Het vijfstemmige ‘Ricercare’ van de Italiaan Girolamo Prescobaldi is gebaseerd op een korte muzikale frase met de raadselachtige ondertitel ‘Intendami chi puo che m'intend’  io’ (begrijpe me wie kan, zoals ik mezelf begrijp) , die -de imitaties niet meegerekend -tien keer onveranderd in de bovenstem voorkomt.



Songs for Christmas from the Middle Ages to the Baroque
GILBERT HUYBENS

For centuries Yule-tide has inspired not only well-known composers, but also countless anonymous popular poets and musicians. The former approached the Christmas story from a strongly personal vision which they translated into wonderful musical sounds. They wrote their Christmas music in the first place for liturgical use and generally they preferred biblical or liturgical texts in Latin. On the other hand the texts used by popular poets and folk musicians were predominantly in the vernacular. For them too the gospel stories by Matthew and Luke were an important source of inspiration, but they added various personal impressions and thoughts about the redemption work of the new-born baby or about all the Christmas events in general.

Since many medieval texts were transmitted orally, they underwent many changes, omissions, additions or contractions with other texts or with fragments of texts. Charming examples of this are ‘Kyrie, god is ghecomen’, ‘Met desen nieuwen Jaere’ and the curious mixed language song ‘In dulci iubilo’ (half Latin, half Dutch). An interesting illustration of re-using an existing text is ‘Een kindeken is ons gebooren’, a song which is over five centuries old and which describes the visit of the magi to baby Jesus (Matthew 2: 1-12). In the version by the Dutch composer Cornelis de Leeuw from Edam the text differs strongly from the original. He only arranged one stanza for three voices, but left the refrain virtually unchanged. We compare both Dutch versions:

Utrecht Manuscript (15th century)

Refrain:

Een kindekijn is ons gheboren
in bethleem,
dat heeft herodes toren,
dat scheen an hem.

Stanza:

Die coninghen wt orienten
quamen te iherusalem
Si vraechden wair is gheboren
die coninc der ioden; 
wij saghen in orienten
een sterre schijn;
wij comen om te aenbeden
dat suete kindekyn.
Cornelis de Leeuw (1644)

Refrain:

Een kindeken is ons gebooren
in Bethle'em,
des hadd' Herodes toren,
dat bleek aen hem.

Stanza:

Die Wyzen sonder schroomen
quamen te Ierusalem,
doe Jesus was gekomen
nader Propheten stem:
geen moeyten zy ontzaghen,
noch kosten groot,
haer gaven zach men dragen
in haren schoot.


The three other Dutch language Christmas songs (‘O Kersnacht, schoonder dan de dagen’, ‘O herders, laet u bocxkens en schaepen’ and ‘O salich heylich Bethlehem’) date from the first half of the 17th century and reflect the new religious spirit of that time, characterised by the Counter-Reformation. Some subjects which before had not, or hardly, been touched were suddenly given much more attention. The contrast between the godliness of Jesus and his birth in a poor stable ‘amidst the beasts’ is one aspect which engenders all kinds of comments and moralisations. ‘O salich heylich Bethlehem’ dates from the earliest part of the 17th century and was a real hit, judging from the fact that it features in about twenty different printed Southern Netherlandish sources.

The shepherds too, only mentioned by Luke (2: 8-20), were now given an active role to play in the events surrounding Christ's birth. The lyrics of the refreshing shepherds' song ‘O herders, laet u bocxkens en schaepen’ were already published in 1644 by the Antwerp Dominican friar Joannes de Lixbona (died 1670). The simplicity of these two songs is in sharp contrast with the baroque language of ‘O Kersnacht, schoonder dan de dagen’ by Joost van den Vondel (died 1679). His story is about the Massacre of the Innocents (Matthew 2: 18-20) and is known as the choral passage of the ‘Clares’ which concludes the third act of his play Gysbrecht van Aemstel (1637), but it has also had a successful existence outside this tragedy.

With the exception of this one song, it is remarkable how ‘popular’ poets of the past made use of a perhaps limited but nevertheless very colourful range of vocabulary. God's son is ‘medicine for our pain’, our ‘brother and guardian’, our ‘soul's salvation’, who took the shape of a ‘sweet child’, ‘all naked and defenceless’, in order to wake and deliver all people from their ‘sleep of sins’ here ‘in this vale of tears’.

The music too was subject to cultural influences and fashions. Originally many musical ideas were borrowed from the Gregorian repertoire, as for example in the ‘Kyrie, god is ghecomen’ and ‘Sift willekome, Here Christ’. The first song goes back entirely to the 13th century melody of the ‘Kyrie magnae Deus potentiae’. In order to make it easier to remember the long melismas of this ‘Kyrie’, each individual note was given a syllable of a new text, a procedure which is called ‘trope’. Gregorian chant was not always performed monodically, as can be seen from the two-part setting of this ‘Kyrie’ in an old gradual from Leuven (Louvain). The melody and the Middle High-German text of the second song, on the recording in a 15th century Middle Dutch translation, can both be situated in the 11th century. The three-part setting originates from a 14th century German manuscript. The cantus firmus is, unlike the one in the first song, not in the upper but in the lower part (tenor) and is reminiscent of an old Gregorian version of the Sacrament hymn ‘Tantum ergo’. Both lyrics and melody evolved gradually to become the now widely known ‘Nu sijt willekome’. Although other songs, such as ‘Met desen nieuwen Jaere’ and ‘O salich heylich Bethlehem’ have their own melody, they nevertheless are still reminiscent of Gregorian chant. The incipit of the former song is identical to the 12th century ‘Kyrie cum iubilo’, while that of the latter is very similar to the processional antiphon ‘Pueri Hebraeorum’ of Palm Sunday. Nevertheless this melody takes up the French chanson d'amour ‘Ayant aimé fidellement’ which had been published in 1608 by the French composer and lutenist Gabrielle Bataille (died 1630).

The influence of French chanson became very powerful from the turn of the century and it even determined the further evolution of ‘folk’ tunes in the Southern Low Countries. The melody of ‘O herders, laet u bocxkens en schaepen’ refers to the French ‘Courante Smits’, a dance with a crisp rhythm in triple time. Michael Praetorius knew this courante and made a brilliant arrangement of it. In an early 18th century Dutch songbook this same tune, but with different lyrics, is called ‘Vulkanus Dans’. The composer of ‘O Kersnacht, schoonder dan de dagen’ is presumed to be Cornelis Padbrué from Haarlem (died 1670). This was a truly popular song and there are two versions of the tune. The oldest dates at least from 1637, the year that Vondel completed his play Gysbrecht van Aemstel, and was published a few years later. The second is a simplified version of the original which was made in the course of the 18th century.

The harmonious relationship between lyrics and tunes have made a number of these songs into ‘evergreens’. They were fertile ground for many composers, including Dirck Janszoon Sweelinck, Jacob van Eyck, Cornelis de Leeuw, the anonymous compiler of a 15th century manuscript song collection, the Antwerp ‘kapelmeester’ Guilielmus Messaus and the German organist Dietrich Buxtehude. Respecting the authentic melodies they wrote unpretentious but very appealing harmonisations and virtuosic variations. Foreign composers such as Jacobus Gallus, Hans Leo Hassler and Samuel Scheidt produced similar work. Their compositions are still appealing today thanks to musical invention, the agility of the various parts and thorough craftsmanship.

The instrumental pieces ‘Chominciamento di gioia’ and ‘Ricercare’ are unrelated to Christmas music, but they suit the Yule-tide atmosphere very well. The former piece is an unknown 15th century Italian ‘instanpitte’ (‘estampie’), and the latter is a five-part ‘Ricercare’ by the Italian composer Girolamo Frescobaldi,    based on a short musical phrase with the puzzling subtitle ‘Intendami chi puo the m'intend' io’ (let him who can understand me, as I can understand myself) which - not counting the imitations - appears exactly ten times, without change, in the upper part.

Translation: Paul Rans, Nell Race