medieval.org
capilla.be
Musique en Wallonie MEW 525
2005
Le jeunesse et les mariages de Marguerite
anonyme, arr. Piet Stryckers
1. Roti boully ioyeulx [2:16]
flûte, 3 violes de gambe, luth
JOSQUIN
2. Belle pour l'amour de vous [3:03]
4 voix, luth, flûte, 3 violes de gambe
Antoine BRUHIER
3. Vray dieu qui me confortera [2:39]
4 voix, luth, flûte, 3 violes de gambe
Antoine BRUMEL
4. Tous les regretz [4:02]
contreténor, flûte, 3 violes de gambe, luth
anonyme, arr. Piet Stryckers
5. La danse de cleves [3:03]
flûte, 3 violes de gambe
Alexander AGRICOLA | Heinrich ISAAC
6. Et qui la dira dira [2:39]
4 voix
anonyme, arr. Piet Stryckers
7. La franchoise nouvelle [2:18]
flûte, 3 violes de gambe, percussion
8. Esperance de Bourbon [2:01]
flûte, 3 violes de gambe, luth
Le destin de Marguerite
Luis MILÁN
9. Pavane 5. La bella franceschina [1:42]
luth
Pierre DE LA RUE
10. Pourqoy tant me faut il [2:08]
11. Il viendra le jour désiré [2:07]
12. Doleo super te [2:25]
4 voix
anonyme
13. Dulces exuviae [3:16]
4 voix
Jacob OBRECHT | Leonhard KLEBER
14. Si sumpsero [4:44]
orgue positif
Pierre DE LA RUE
15. Pourquoy non ne veul je morir [2:44]
4 voix
Le règne de Marguerite
Luis MILÁN
16. Pavane 4 [2:04]
luth
anonyme
17. Troest mij, scoen lief [2:14]
ténor, baryton, basse
JOSQUIN | Hans NEWSIDLER
18. Plus nulz regretz [10:20]
4 voix, flûte, 3 violes de gambe, luth
La mort de Marguerite
JOSQUIN
19. Que vous madame ~ In pace [3:03]
baryton, 3 violes de gambe, luth
anonyme
20. Si dedero [3:06]
orgue positif
La partie de ténor de les basses dances #1, 5, 7, 8 vient
du Libre de danses de Marguerite d'Autriche (Brus BR 9085).
Les autres parties on été reconstituées par Piet Stryckers.
CAPILLA FLAMENCA
Dirk Snellings
Marnix de Cat, contretenor
Jan Caals, ténor
Lieven Termont , baryton
Dirk Snellings, bass
Jan Van Outryve, luth, percussions
Liam Fennelly, viole de gamba
Thomas Baeté, viole de gamba
Piet Stryckers, viole de gamba
Patrick Denecker, flûtes
Joris Verdin, orgue positif
Production: Musique en Wallonie, Liège
Enregistrement: juin-juillet 2005, Parkabdij, Leuvenbr>
Direction artistique et conception: Dirk Snellings
Prise de son et montage: Jo Cops
Conseiller musicologique: Eugeen Schreurs. Resonant : centrum voor Vlaams muzikaal ergfoedwww.resonant.be
Responsable du projet: Christophe Pirenne
Lay-out: Latitude Communication SPRL
Couverture:
Fond : Livre de danses de Marguerite d'Autrice (BrusBR 9085).
Enluminure: (BrusBR 228).
Dos: Atelier de Bernard van Orley, portrait de Marguerite d'Autriche
(Musées Royaux des Beaux-Arts de Belgique)
Réalisé avec le concours du Ministère de la Communauté française de Belgique
(Service général des Arts de la Scène — Service Musique).
La Capilla Flamenca bénéficie du soutien du Ministerie van de Vlaamse overheid
www.musiwall.ulg.ac.be
English liner notes
(slightly abridged from the original Dutch)
notes en français
Margaretha's douce mélancolie
Pour ung jamais ung regret me demeure,
Qui sans cesser nuyt et jour, à toute heure,
Tant me tourmente que bien vouldroie morir,
Car ma vie est fors seulement languir...
Dit zijn een aantal regels van een gedicht dat door Margaretha van
Oostenrijk, landvoogdes over de Nederlanden, mecenas, dichteres en
mogelijk ook componiste werd vervaardigd. Deze pessimistische
zelfklacht, in een Duitse bron Fraw Magretsen lied genaamd
typeert de dochter van Maximiliaan van Oostenrijk en Maria van
Bourgondië ten volle, al kende haar leven toch ook wel momenten van
vreugde.
Marghareta werd geboren te Brussel in 1480. Na de
tragische dood van haar moeder in 1482 door een val van haar paard —
Margaretha was toen net twee geworden — werd ze, ter bezegeling van een
verbond met de Franse troon, uitgehuwelijkt aan de Franse Dauphin. Ze
kreeg dan ook tien jaar lang een opvoeding aan het Franse hof. De Franse
troonopvolger, de latere koning Karel VIII, wees Margaretha in 1491
evenwel af ten voordele van Anne van Bretagne. Enkele chansons (vb. Tous nobles cueurs van Pierre de La Rue, en Tous les regretz
zowel door Antoine Brumel (op deze cd te horen) als La Rue op muziek
gezet geven nadrukkelijk de smart weer die Margaretha dan moet gevoeld
hebben. Via de vrede van Senlis van 1493 werd Margaretha «teruggegeven»
aan haar vader, keizer Maximiliaan van Oostenrijk en keerde Margaretha
terug naar de Nederlanden.
Haar huwelijk in 1497 met de
Spaanse troonopvolger Juan van Castilië was, samen met het uitgekiende
dubbelhuwelijk van haar broer Philips de Schone met Juana van Castilië
in politiek opzicht een tactische voltreffer, reeds in 1495 door
Maximiliaan onderhandeld. Helaas stierf Juan nog hetzelfde jaar en
beviel Margaretha wat later van een miskraam. Men heeft wel eens
gesuggereerd dat Margaretha in die periode zou geworsteld hebben met
zelfmoordneigingen, hetgeen op deze opname onder meer wordt
geïllustreerd via de wanhoopsklacht van Dido van Carthago, door
Vergilius schitterend verwoord in het beroemde Dulces exuviæ.
In 1499 keert Margaretha terug naar de Lage Landen en in 1501 huwt ze
met Philibert, hertog van Savoye. Zelf wordt ze hertogin van dit
hertogdom dat zich uitstrekte over het grensgebied van het huidige
Frankrijk, Zwitserland en Italië. Dit was ongetwijfeld een voorspoedige
tijd, waarin naast dansmuziek ook ruimte was voor meer speelse chansons,
zoals Et qui la dira dira van Hendrik Isaac en Vray dieu qui me confortera
van Antoine Bruhier. Beide chansons zijn afkomstig uit het zogenaamde
«kleine» liedboek van Margaretha dat in Savoye ontstond.
Opnieuw sloeg het noodlot echter toe want reeds in 1504 overlijdt
Philibert. Ze vestigt zich in Mechelen, maar laat in Brou, nabij
Bourg-en-Bresse door Franse en Brabantse bouwmeesters een
herdenkingskerk met klooster bouwen voor haar overleden echtgenoot. Het
zou later ook haar eigen grafmonument worden. Ten gevolge van de vele
tegenslagen zocht Margaretha troost in tal van droefgeestige chansons.
Dit blijkt overduidelijk uit de inhoud van haar zogenaamde «grote»
chansonnier, samengesteld door haar hofkopiist Petrus Alamire en zijn
gezellen met bijvoorbeeld het chanson Pourquoy non getoonzet door
Pierre de La Rue, een componist geboren in Doornik. Het is een werk in
een bijzonder lage zetting, uiteraard illustratief voor de doodsgedachte
die centraal staat in deze compositie. La Rue toont zich opnieuw een
meester in het verklanken van Margaretha's gevoelens.
Nog
één van die tegenslagen was het vroegtijdig overlijden van haar twee
jaar oudere broer Philips in het Spaanse Burgos in i5o6. Het anonieme Se je souspire, hier niet opgenomen, verwijst duidelijk naar dit droeve gebeuren alsook het Doleo super te dat het vierde deel is van een ruimer opgevat Considera Israel,
wellicht een gedicht van Margaretha zelf, geïnspireerd op het bijbels
lamento van David op de dood van zijn vriend Jonathan. Na het overlijden
van haar broer wordt Margaretha in 1507 landvoogdes over de Nederlanden
en zorgt ze voor de opvoeding van diens kinderen. Haar schoonzus Juana
kon haar verdriet immers niet verwerken en kwijnde krankzinnig weg in
Tordesillas. Margaretha, getekend door zoveel persoonlijk leed koos als
levensmotto Fortune infortune fort une en haar hofdichter lean Lemaire de Belges beschreef haar als dame de deuil tousjours triste et marrie. Tekenend zijn dan ook de talrijke regretz-chansons die in haar beide liedboeken voorkomen.
Margaretha zelf bespeelde verschillende instrumenten, onder meer
aangeleerd door hoforganist Govard Nepotis en was een cultureel erg
ontwikkelde dame. Ze zorgde er ook voor dat Karel, zijn broer en zijn
vier zusters een humanistische opvoeding werd bijgebracht. Zo omringde
ze zich met figuren als de fysicus Cornelius Agrippa, Adriaan van
Utrecht — de latere paus Adrianus VI —, Erasmus en kunstenaars als de
schilder Bernard van Orley en miniaturist Gerard Horenbout. Voor het
muzikaal onderricht, onder meer in het spel van clavichord en andere
instrumenten, zorgde organist Henri Bredemers. Dat Margaretha een brede
culturele interesse had uit zich ook overduidelijk in haar rijke
«Bourgondische» bibliotheek. Zo was ze onder meer in het bezit van de Très riches heures du duc de Berry,
schitterend verlucht door door de gebroeders van Limburg. Bovendien had
ze een schilderijencollectie met werk van Van Eyck, Memling, Bosch, die
onder meer door Albrecht Dürer werd bezocht.
Na de
meerderjarigheid van Karel (1515) leefde Margaretha wat meer
teruggetrokken. Maar ze kwam op het voorplan terug, vooral na 1517 toen
Karel na het overlijden van Ferdinand van Aragon naar Spanje vertrok; en
vanaf 1519 kreeg ze ook in zijn naam haar bevoegdheden als landvoogdes
terug. In datzelfde jaar was het Bourgondisch-Habsburgse hof, geheel in
de Habsburgse traditie, erin geslaagd de jonge Karel tot keizer te laten
verkiezen ook al waren er geduchte tegenkandidaten zoals de Franse
koning Frans I, de Engelse koning Hendrik VIII en koning Lajos van
Hongarije. Ondanks de (geheime) restricties die door Keizer Karel werden
ingebouwd in het regentschap wist Margaretha zich te profileren tot een
voorbeeldige — volgens Karel soms te eigenzinnige — landvoogdes die
voorspoed bracht in de Nederlanden en die staatsmanschap wist te
combineren met cultuur. Muziek bleef dan ook een prominente rol spelen
in haar leven en zowel geestelijke (zie de vele prachtige koorboeken die
Alamire en zijn medekopiisten vervaardigde) als wereldlijke hofmuziek,
vaak van de hand van hofcomponisten, weerklonk dagelijks te Mechelen.
Tot de belangrijkste componisten die vertegenwoordigd zijn in de diverse
handschriften vermelden we Pierre de La Rue, zowat haar
«lievelingscomponist», Notenmeister Josquin Desprez, de «prins» onder de
componisten, Gaspar van Weerbeke, Alexander Agricola, organist
Marbrianus de Orto, Antonius Divitis, Jean Richafort, Jheronimus de
Clibano en Nicolas Champion.
Het muzikale beeld dat heden
ten dage vaak wordt gecreëerd rond Margaretha is vaak vrij eenzijdig
droef en zeker niet representatief voor alle hovelingen en alle periodes
van haar leven. Dit blijkt onder meer uit een citaat van de
hofhistoriograaf Jean Lemaire de Belges die in zijn gedicht Le premier epitaphe de l'Amant vert, geschreven op de dood van Margaretha's geliefde groene papegaai, het hoofse muziekleven als volgt omschreef (1505):
Bien me plaisait te voir chanter et rire
Dancer, jouer; tant bien lire et escrire,
Peindre et pourtraire, accorder monocordes
Dont bien tu scais faire bruire les cordes.
In
muzikaal opzicht kunnen we dit verhaal onder meer vervolledigen via het
liedboek van Lauwereyn van Watervliet, een edelman in dienst van het
Bourgondisch-Habsburgs hof, die zich een gevarieerd chansonnier liet
vervaardigen met werken op Franse, Latijnse, Nederlandse en zelfs
Italiaanse tekst. Ze vullen het repertoire dat in de 16de eeuw in
Vlaanderen werd uitgevoerd mooi aan, vooral met driestemmige literatuur
met een meer profaan karakter. Het lijkt evident dat er ook muziek van
buitenlandse musici, zoals van de Spanjaard Luis Milan, aan het hof
weerklonk. Hoforganist de Orto voerde wellicht werken uit als Si sumpsero van Obrecht (het tekstincipit gaat terug op psalm 138: Indien ik mijn vleugels zou uitstrekken tot aan het uiteinde van de zeeën dan hoef ik niet te vrezen want je bent met mil) en Si dedero van Agricola.
Uiteraard zal Margaretha haast «onvermijdelijk» steeds worden
geassocieerd met haar voorkeur voor het melancholische. Haar overlijden
in 1530 kan dan ook niet treffender worden geïllustreerd dan met het
prachtige motet-chanson In pace in idipsum / Que vous madame. In
dit werk maakt Josquin gebruik van psalm io waarin het vredig inslapen
centraal staat en waarvan de tekst onder meer ook wordt gebruikt in het
dodenofficie. Zoeter kon de loyale Margaretha niet inslapen. Haar
overlijden bespaarde haar bovendien een oneervol ontslag als
landvoogdes. Haar neef Keizer Karel vond zijn tante immers te
eigengereid en was van plan haar de functie als regentes te ontnemen,
dit ondanks de voor Karel zo gunstige Damesvrede die Margaretha nog in
1529 van de Franse koning Frans I had bedongen. Daarbij deed deze immers
afstand van zijn aanspraken op Vlaanderen en Artesië.
Met
haar overlijden verloor Mechelen haar belangrijkste vorstin, maar
dankzij de twee liedboeken die ze naliet en een handschrift met Basses dances,
alle bewaard in de voormalige Bourgondische bibliotheek die nu is
geïncorporeerd in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel, kunnen we, na
meer dan 450 jaar opnieuw echo's opvangen van lief en leed van
Margaretha van Oostenrijk.
Eugeen SCHREURS (Resonant, Leuven)
Philippe VENDRIX (CESR, Tours)