Antwerps liedboek  /  Paul Rans Ensemble









medieval.org
paulrans.com
muziekweb.nl
Eufoda 1183

1993










1. Vanden storm van Munster  [4:27]
Clemens non Papa, 1556

2. Vanden regulier moninck  [3:21]
mel. Schemltzel, 1544: Fl. van Duyse, 1903

3. Passomezzo Anvers  [2:22]
Phalesius, Leuven,1571; Antwerpen, 1583

4. Een boerman hadde eenen dommen sin  [3:28]   Een oudt liedeken
Clemens non Papa

5. Vanden landtman  [2:58]
mel. I. Fruytiers, Ecclesiasticus, Antwerpen, 1565, P. Stryckers

6. Almande Anvers  [1:35]
P. Phalesius, Leuven, 1571

7. Alle mijn gepeys doet mi so wee  [3:50]   Een nyeu liedeken
Clemens non Papa/Codex Rhau, 1542

8. Vanden boonkens  [3:37]
mel. Ecclesiasticus, 1565

9. Een liedeken vanden mey  [3:36]
mel. Een devoot ende profitelyck boecxken, Antwerpen, 1539

10. Het daghet inden oosten  [6:14]   Een oudt liedeken
mel. Een devoot ende profitelyck boecxken

11. Tandernaken  [1:56]
Trento 87, Nr. 160 c. 1450

12. Pot ende kanne het is al verteert  [2:18]   Een oud[t] liedeken
mel. naar superius van Phalesius, Livre septième, Amsterdam, 1644: herdruk van 1560

13. Dieu vou[s] gaerde homme de bien  [2:21]   Een nyeu liedeken
mel. Ecclesiasticus; bew. P. Stryckers

14. Ick ghinc noch ghister avont  [2:13]   Een nyeu liedeken
Clemens non Papa

15. Met eenen droeven sanghe  [4:20]   Een nyeu liedeken
mel. Ecclesiasticus; bew. P. Stryckers

16. Adieu Anvers  [2:44]
P. Phalesius, Leuven, 1574

17. Ghi en hebt niet dat mi dient  [3:16]
mel. Ecclesiasticus, bew. P. Stryckers

18. Arghe winter ghi zijt cout  [3:57]   Een nyeu liedeken
tweestemmige versie uit Pater Werlins LiederHs, München, ca. 1640; tegenstem P. Stryckers

19. Een nyeu liedeken van Claes Molenaer  [4:19]
mel. Een devoot ende profitelyck boecxken

20. Ick seg adieu  [4:20]   Een nyeu liedeken
mel. Souterliedekens, Antwerpen, 1540 / H. Neusidler, Das erst Bitch, 1544 / G. Forster, Teutsche Liedlein, Nürnberg, 1553









PAUL RANS ENSEMBLE

Paul Rans: zang, luit, cister | voice, lute, cittern
Philippe Malfeyt: luit, hakkebord, cister, trom | lute, hammered dulcimer, cittern, drum
Piet Stryckers: tenor- en basgamba, vedel, draailier, trom | tenor and bass viol, fiddle, hurdy-gurdy
Paul van Loey: blokfluiten, dulciaan | recorders, dulcian

met medewerking van | with the assistance of:
Erik van Nevel: pommer | shawm
Wim Becu: tenor- en bastrombone | tenor and bass sackbut
Simen van Mechelen: alt- en tenortrombone | alto and tenor sackbut
Sophie Watillon: basgamba | bass viol
Philippe Pierlot: diskantgamba | descant viol





KB KREDIETBANK
D D D
Digitale opname en montage / Digital Recording and Editing: Steurbaut Sound Recording Centre
Artistieke leiding / Producer: Florian Heyerick
Grafische vormgeving / Graphic Design: Daniël Peetermans
Illustratie / Illustration (advies / advice: Wim ver Elst):
Boerendans, Pieter Bruegel, Kunsthistorisches Museum, Wenen
Digital Recording

Eufoda 1183
© 1993, Eufoda / Davidsfond




English liner notes












ANTWERPS LIEDBOEK


Een schoon liedekens. Boeck inden welcken ghy in vinden sult. Veelderhande liedekens. Oude eñ nyeuwe Om droefheyt eri melancolie te verdrijven.

Melancholie was in de zestiende eeuw een vrij veel voorkomende kwaal en, gezien de sociale en politieke situatie, was dat eigenlijk niet te verwonderen. Een nieuw boek met liedjes die droefheid en melancholie konden helpen verdrijven moet dan ook welkom geweest zijn, in Antwerpen zowel als elders. De Spaanse bezetters en de kerkelijke autoriteiten waren echter een andere mening toegedaan. Zij duldden geen tegenspraak, zeker geen hekelliedjes over het hypocriete gedrag van gezagsdragers die zelf helemaal niet leefden volgens de regels die ze aan de bevolking oplegden. Zo kwam het vrijmoedige Antwerps Liedboek, twee jaar na de publikatie in 1544, op de index van verboden lectuur die in naam van Keizer Karel was samengesteld door de Deken ende Faculteyt der heligher Theologien in de Universiteyt van Leuven. De inquisitie vierde hoogtij in die periode en wie in het bezit gevonden werd van verboden boeken mocht zich minstens aan een gevangenisstraf verwachten, waarschijnlijk aan folteringen en, als het even tegenviel, aan de brandstapel of de galg. Jan Roulans, de uitgever van het Antwerps Liedboek, is zelf trouwens gestorven in de gevangenis waar hij terechtgekomen was wegens het uitgeven van ongeoorloofde boeken. Honderden boekjes moeten vernietigd zijn geworden, ofwel via confiscatie ofwel door de eigenaars zelf die het risico te groot vonden. Dit verklaart waarschijnlijk het feit dat er tot nog toe slechts één exemplaar is teruggevonden, nl. in de Herzog August Bibliothek te Wolfenbüttel, waar het rond 1820 werd ontdekt door de merkwaardige Duitse minnaar van Middelnederlandse poëzie en liedkunst, Heinrich Hoffmann von Fallersleben.


Totten vrolijcken Sanger saluyt

Toch was het niet allemaal droefheid en ellende, zoals blijkt uit veel van de teksten. die in het Schoon Liedekens-Boeck opgenomenzijn. "Totten vrolijcken sanger saluyt" schreef Roulans in zijn korte introductie waarin hij enkel stelt dat er zowel oude als nieuwe liedjes in zijn verzameling zijn opgenomen en dat ze in alfabetische volgorde staan. Maar wie waren die vrolijke zangers? Waren het volksmensen, kroeglopers, boeren, soldaten, ofwel studenten, leden van de burgerij, rederijkers? Heel dit maatschappelijk spectrum komt in feite aan bod in het Antwerps Liedboek. Antwerpen was in de zestiende eeuw een belangrijke havenstad en een metropool met een grote aantrekkingskracht op mensen die er van heinde en ver naartoe trokken en ook hun liederen meebrachten. Het liedboek van 1544 is daar een duidelijke weerspiegeling van en geeft een ruim beeld weer van die levendige maatschappij waarin er een aardig stukje gevrijd werd en menig glaasje gedronken. En dat in alle lagen van de bevolking. Stilistisch mogen de liederen dan wel verschillen naargelang hun sociale oorsprong, thematisch zijn de overeenkomsten groot: liefde, drank, geldgebrek, historische gebeurtenissen, lofliederen, hekeldichten enz. Er zijn straatliederen die wel degelijk in kroegen zullen gezongen zijn, maar er zijn ook fijne minneliedjes, nazaten van de hoofse minne, teksten van poëtische zielen die hun gevoelens omzetten in eenvoudige maar toch kunstzinnige liedjes, en er zijn ook typische rederijkersprodukten met een meer gezochte en gemaniëreerde stijl.


Na die wise

Wat er in het Antwerps Liedboek jammer genoeg ontbreekt, is de muziek waarop deze teksten gezongen werden. De melodieën waren populair en verondersteld gekend te zijn, zodat het onnodig was de muziek er aan toe te voegen. Dit laatste zou waarschijnlijk toch te duur geweest zijn, want het is duidelijk dat er in het Schoon Liedekens-Boeck zoveel mogelijk tekst gedrukt is op zo weinig mogelijk vellen en dit op een heel klein formaat: het is een echte 'pocket', 95 x 135mm. Dat de melodieën inderdaad gekend waren, blijkt ook uit het feit dat de auteurs van moraliserende teksten heel dikwijls verwezen naar de titels van de oorspronkelijk wereldlijke liederen waarop zij hun religieuze contrafacten gebaseerd hadden (Na die wise... Stemme...). Zo vindt men de melodieën van veel liederen terug in het Devoot ende profitelyck boecxken en in de Souterliedekens (getoonzette psalmen) die Symon Cock uitgaf in Antwerpen in resp. 1539 en 1540, of ook in Ecclesiasticus van Ian Fruytiers (Antwerpen, 1565). De meest populaire liederen hebben ook componisten zoals Clemens non Papa, Tielman Susato e.a. aangespoord om er meerstemmige versies van te maken die dan niet in kroegen maar in burgerhuizen weerklonken.


Goey Ghesellekens en Varende Luyden

Toch waren er in Antwerpen toen ook heel wat marginalen die niet noodzakelijk van armen huize of ongeletterd waren. De zogenoemde Truwanten van Sinte Reynuyt waren zwervers, bedelaars, landlopers die op de laagste sport van de maatschappelijke ladder stonden. De goey ghesellekens of de ruyters van der banck waren min of meer professionele kroeglopers en van de ghildekens waren er twee soorten. De jonge mensen die deel uitmaakten van de Ghesellen van de Blauwe Schuyt leefden aan de rand van de maatschappij en zagen het leven als een eeuwigdurend feest. Met het ouder worden vielen zij gewoonlijk wel weer in de plooien van de fatsoenlijke goegemeente. Daarnaast waren er ook de Aernoutsbroeders, de Varende Luyden: eeuwige studenten, speellieden en dichters, zwervende geneesheren, of zoals W. Gs. Hellinga het formuleerde "geleerdenproletariaat langs 's Heeren wegen." Zij waren het waarschijnlijk die voldoende eruditie hadden om liederen te schrijven en tegelijkertijd voldoende marginaal waren om zich onbeschaamd en individualistisch uit te drukken en de maatschappij op de korrel te nemen.


Oude en nyeue liedekens

Het is dus moeilijk uit te maken of alle liederen in het Antwerps Liedboek echte volksliedjes zijn, omdat de scheidingslijn tussen 'volks' en 'geleerd' niet zo precies getrokken kan worden. Sommige liederen leidden ook een internationaal bestaan en waren b.v. gekend in het Duitse taalgebied. Het is echter niet altijd even duidelijk waar het ontstaan van dergelijke liederen te situeren valt en in welke taal ze oorspronkelijk gedacht zijn. Het is dan ook een typische eigenschap van volksliederen dat ze, hoewel ook gecreëerd door individu's, na enige tijd een eigen en anoniem leven gaan leiden, gekneed en aangepast worden door orale overlevering om uiteindelijk deel te gaan uitmaken van het traditioneel patrimonium. Hoe oud zijn de oude liedekens in het Antwerps Liedboek? Sommige stammen zeker uit de vijftiende eeuw, maar zijn mogelijk zelfs ouder, terwijl de nyeue liedekens niet noodzakelijk gloednieuw waren, althans niet wat de melodie betrof.

Het Antwerps Liedboek bevat 217 liederen waarvan er 111 in geen enkele andere bron te vinden zijn. 87 melodieën zijn met zekerheid gereconstrueerd en uitgegeven door K. Vellekoop en H. Wagenaar-Nolthenius (met medewerking van de neerlandici W.P. Gerritsen en A.C. Hemmes-Hoogstadt) bij de Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis (Amsterdam, 1975). Andere melodieën vindt men ook terug bij F. van Duyse (Het oude Nederlandsche lied, 's-Gravenhage/Antwerpen, 1903-1908) maar zijn dikwijls van een latere datum - wat er op duidt dat veel van deze liedjes heel lang populair zijn gebleven. Wij hebben in onze selectie getracht de verschillende aspecten van dit liedboek weer te geven. De liederen zelf staan centraal en worden nu eens op improvisatorische, dan weer op een meer gestructureerde wijze begeleid, of ook nog instrumentaal uitgevoerd in een meerstemmige versie.

Paul Rans









ANTWERP SONGBOOK


The Antwerp Songbook's full title is Een Schoon Liedekens-Boeck...: A beautiful Songbook wherein you will find many kinds of songs, old and new, to dispel sadness and melancholy. Melancholy was a fairly common predicament in the sixteenth century and maybe this was not surprising, given the social and political situation in the Low Countries which were under Spanish occupation at the time. A new book with songs as a cure for melancholy must have been very welcome, in Antwerp as elsewhere. However, the Spanish rulers and the Church did not welcome it, for they abhorred any challenge to their authority and did not appreciate the humour of satirical songs exposing the hypocrisy and loose morals of those in power, who very often did not live according to the rules they themselves imposed on the population. This is why, two years after its publication in 1544, the outspoken Antwerp Songbook was included in the index of prohibited books, drawn up by theologians of Leuven University (Louvain), in the name of emperor Charles V. These were the times of the Inquisition, and whoever was caught with prohibited books could at the very least expect a prison sentence, possibly torture and even death at the stake or the gallows. Jan Roulans, who published the Antwerp Songbook, also died in prison where he had been sent for having sold illicit books. Hundreds of copies must have been destroyed, either through confiscation or by the owners who felt the risks were too high. This is probably why only one copy of the Antwerp Songbook seems to have survived. It was discovered around 1820 in Duke August's Library in Wolfenbüttel, Germany, by the remarkable lover of middle Dutch poetry and song, Heinrich Hoffmann von Fallersleben.


A Salute to Jolly Singers

The sixteenth century was not all doom and gloom however - that much is clear from many of the texts in this songbook. I salute all jolly singers wrote Jan Roulans in his short introduction, stating briefly that he had included old as well as new songs and that these were in alphabetical order. These jolly singers included ordinary folk, tavern dwellers, peasants and soldiers, and also students, members of the bourgeoisie and of the chambers of rhetoric - when reading through the texts it is clear that the whole social spectrum is represented. In the sixteenth century Antwerp was an important port and a cosmopolitan city, attracting people from afar, and people who also brought their songs with them. This is clearly reflected in this songbook which gives a varied impression of a lively community, with a good deal of courting and drinking taking place, in all strata of society. Indeed, even though the songs show differences in style according to their social origins, thematically they are all united: love, drink, lack of money, historic events, praise as well as satire. There are songs of the street that will have been heard in many taverns, but there are also fine love songs, descendants of courtly love; verses written by poetic souls expressing their feelings in simple, but artful songs; and there are also typical rhymes from the chambers of rhetoric, in their more contrived and mannered style.


The Music

The Antwerp Songbook, unfortunately, does not include any music. The melodies were popular and presumed known, therefore it must have seemed unnecessary to print any music. This would have been too expensive anyway, for it is clear that the pages were filled with as much text as possible, the characters printed very close, while the overall format is very small too - 95mm x 135mm, a real 'pocket' edition. The popularity of the tunes also becomes apparent from the fact that authors of moralizing texts very often referred to the titles of the original secular songs on which they had based their sacred contrafacta. Today these contrafacta guide us back to the melodies of the original songs as we find them in the Antwerp Songbook. The three main sources in this case are Een Devoot ende profitelyck boecxken and the Souterliedekens (Psalm settings), published by Simon Cock in Antwerp in 1539 and 1540 respectively, and Ecclesiasticus by Ian Fruytiers (Antwerp, 1565). The most popular of the songs - or the songs with the best melodies - have also inspired composers such as Clemens non Papa or Tylman Susato to write polyphonic versions, to be sung and played, not in taverns, but in the drawing rooms of well-to-do families.


Life in the margins of society

Quite a number of people in Antwerp were living on the edge of society, but were not necessarily from a poor or illiterate background. There were of course beggars and tramps, called Truwanten vein Sinte Reynuyt, on the lowest rung of the social ladder. There were also goey ghesellekens, more or less full-time tavern dwellers, and there were the ghildekens. These were on the one hand the Ghesellen van de Blauwe Schuyt (Fellows of the Blue Barge) who lived in the margin of society and for whom life was a permanent feast, but who fell back into the folds of normality when their wildest years were over. On the other hand there were the Aernoutsbroeders (Aernout Brothers): eternal students, musicians, poets, travelling doctors - a proletariat of learned rovers. These were the people who probably had had sufficient education to be able to write songs and who were at the same time marginal enough to express themselves unashamedly and individualistically, not afraid to give their vision of society.


Old and New Songs

It is hard to tell whether or not all the songs in the Schoon Liedekens-Boeck are folk songs, since the dividing line between 'popular' and 'learned' was very thin. Some songs were known in other countries, for example in German speaking areas, but it is not always easy to find out their exact origins and in what language they were first created. It is, of course, typical of folk songs that, although conceived by individuals, after a while they lead an independent and anonymous life, often changed and moulded by oral tradition. It is impossible to tell how old the oude liedekens (old songs) are. Some of these certainly date from the fifteenth century, but others are probably older still. The nyeue liedekens (new songs) on the other hand, were not necessarily brand new, at least not as far as the music was concerned.

The Antwerp Songbook contains 217 songs, 111 of which are unique. 87 melodies have been reconstructed with certainty by K. Vellekoop and H. Wagenaar-Nolthenius and published by the Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis (Amsterdam, 1975). Other melodies can be found in F. van Duyse's Het oude Nederlandsche lied (The Hague/Antwerp, 1903/1908) but they are often, though not necessarily, of a later date - pointing to the long-lived popularity of many of these songs.

We have tried to give a selection of the different aspects of the Antwerp Songbook. The focus is always on the songs themselves. They sometimes are accompanied in an improvisatory way, sometimes with a more structured accompaniment. Some are also given in a polyphonic instrumental version.

Paul Rans